Verlieservaringen kunnen diepe indruk maken op kinderen. In Nederland verliezen ongeveer 6000 kinderen jaarlijks een ouder en de meesten van hen maken dit mee in de puberleeftijd. Daarnaast verliezen nog eens circa 2000 kinderen per jaar een broertje of een zusje.
Verlieservaringen
Daan Westerink gaat in haar contact met jongeren die te maken hebben met verlieservaringen, op zoek naar hun levensverhaal. Zij stelt daarbij vragen als: “Wie zijn of waren je ouders? Waar groeide je op? Welke mensen heb je om je heen? Vragen naar de context is volgens Daan Westerink van enorm belang in plaats van primair te vragen naar de verlieservaring. Het is beter om te vragen wat het maakt dat een jongere overeind blijft.
Zij stelt dat er in de huidige tijd té veel focus ligt op tranen en verlies. Volwassenen zijn vervolgens ook nog geneigd om in gesprekken met jongeren rondom verlies te spiegelen op basis eigen ervaringen, terwijl het juist heel belangrijk is om te vragen “wat heb jij nodig”?
Op zoek naar een bondgenoot
“Als je een kind vraagt wat het nodig heeft en het antwoord is ‘appeltaart’, dan is het appeltaart. Zegt het kind ‘een arm om me heen’, dan is het een arm om hem heen. Vraag het gewoon, ook als dat voor jou ongemakkelijk is”, zo vervolgt Daan haar verhaal.
Uit onderzoek van Westerink blijkt dat jongeren heel goed zelf kunnen vertellen hoe zijn omgaan met het verlies. Zij hebben mensen in hun omgeving nodig die wat doen. Het enige dat deze mensen niet kunnen doen is het wegnemen van verdriet. Hierbij refereert Daan naar een Chinees gezegde dat luidt “je kunt niet voorkomen dat er vogels van verdriet over komen vliegen, maar je kunt wel voorkomen dat ze nesten maken in je haar.”
Kinderen lopen rond met allerlei vragen en gevoelens, waarmee ze bij iemand terecht moeten kunnen. “Mamma is nog steeds dood en mag ik dan niet meer van haar blijven houden? Ik weet wel dat pappa zelfmoord heeft gepleegd, maar het was wel een verdomd lieve pappa”, zo licht Westerink toe. “Dat soort vragen. Daar moeten kinderen mee kunnen aankomen bij iemand die zij vertrouwen en waarbij zij hun verhaal kwijt kunnen. Bovendien is het goed om je als hulpverlener te realiseren dat het voor jongeren duidelijk moet zijn dat ze mógen praten, maar dat het niet móet.”
Behalve een emotionele kant, spelen er bij jongeren ook hele praktische zaken na een verlieservaring. Waar ze gaan wonen bijvoorbeeld. Jongeren willen daar in veel situaties zelf over beslissen.
“Dat kun je dus ook aan een 15-jarige vragen. Kinderen kiezen veelal om niet te verhuizen, ook al is het een pittige tijd. Ze willen dat alles normaal blijft. Ze willen gewoon naar school en de lessen volgen, en hebben over het algemeen liever niet dat er in de klas wordt gesproken over het overlijden. Als er op school dan toch momenten van verdriet ontstaan, dan is een vertrouwenspersoon heel belangrijk voor jongeren. Maar dat hoeft niet altijd de door de school aangewezen persoon te zijn. Het kan ook de conciërge zijn, laat die keuze aan leerlingen over”, zo stelt Daan.
Levensverhaal
Maar hoe praat je dan met jongeren over verlieservaringen? En hoe breng je verlieservaringen ter sprake? Vragen naar hun levensverhaal kan daarin volgens Daan Westerink een handige ingang zijn. “Om achter het levensverhaal te komen zou je kunnen starten met de vragen ‘Waar groeide je op, en wie is je vader, wie is je moeder’? Ook al is de vader of moeder er niet meer, de roots blijven enorm belangrijk. Ook tijdens contacten met ouders van een overleden kind, hoef je als hulpverlener in het eerste gesprek niet meteen te vragen naar het verlies. Je weet al waarom mensen naar je toe komen. Vraag naar de context van mensen. Naar hun jeugd, naar de steunpilaren om hen heen. In Portugal bijvoorbeeld, vragen onderzoekers rondom verlieservaringen in het eerste gesprek naar het huis waar de ouders zelf opgroeiden. Westerink: “Zij vinden onze benadering veel te direct. En ziet dan alleen het verlies, niet de persoon die voor je zit met zijn levensverhaal en copingstrategieen. Vragen naar dat eerste huis is vragen naar het hele verhaal. Het is een start, je kunt er op door vragen. Hoe was dat huis? Welke herinneringen heb je aan die periode? Hoe ging je gezin om met goede en slechte tijden? Wie en wat waren belangrijk voor je? In de volgende gesprekken kom je vanzelf uit bij het huis waar ze nu wonen, waar zoveel verdriet is. Je geeft mensen meer grip op hun verdriet als je ze laat vertellen hoe ze eerder met heftige ervaringen om zijn gegaan en wat ze toen nodig hadden. Dat werkt niet alleen goed bij volwassenen, ook jongeren vinden het fijn als ze hun hele verhaal mogen vertellen.”
Bron: Blik op Hulp
Wachtwoord vergeten? |